Daar lig je dan in een bamboehutje ergens hoog op een berg in Thailand waar krekels de hele avond lang hun getjirp niet stil kunnen houden en het aantal gevonden WiFi netwerken welgeteld 0 is.
Om tot aan het genoemde hutje te komen hike je echter eerst zo’n 4km in 30+ graden om een hoogte van zo’n 1000m te overwinnen. Het eerste deel over een modderweg, het laatste over pittige, smalle paadjes met stenen en begroeiing. Als je het uiteindelijk dan overleeft kom je in een dorpje terecht waar Birmezen hun leven opnieuw opgebouwd hebben. Hutjes op palen, bamboe muren en bananenbladeren daken. WC’s waar je het water zelf met een pannetje achteraan moet gooien en een douche die bestaat uit een bak water en een pannetje. Dat soort werk. Onze slaaphut bestaat uit zo’n acht tweepersoons slaapplaatsen waar we ons met ons groepje van 7 (wij en 2 Duitse jongens van 18) de rest van de avond mogen amuseren met een kampvuurtje, lekker eten en drinken en een pakje kaarten dat we meehadden.
Het uitzicht vanaf het balkon van ons hutje…
Wanneer we gaan slapen breekt echter de harde realiteit aan. Letterlijk hard. De matrasjes zijn namelijk niet bijzonder dik en op de bamboe eronder liggen zou weinig verschil maken. De kussentjes konden ook ietwat aangevuld zijn met cement. Met een levensechte junglegeluiden CD op de achtergrond ga je wel weer even back to basics slapen. Het voelt een beetje als slapen in een vliegtuig; je slaapt wel wat hier en daar maar echt lekker afschakelen lukt niet. Wat echter wel de moeite waard is is het luchtruim by night. Omdat we in de “middle of nowhere zitten” zie je sterren die je in Nederland nooit zult zien. Duizenden sterren verlichten de hemel omringd door slierten sterrennevels. Prachtig om te zien.
Onze slaapplek voor een nacht…
De volgende ochtend staat het ontbijt gemaakt door onze gids Johnnie Walker (ik gok niet zijn echte naam) al om 8 uur klaar omdat we de afdaling van een uurtje spoedig beginnen. Over echte junglepaadjes banen we ons een weg naar beneden waar we uiteindelijk uitkomen bij een waterval. We plonzen het water in om ons op te frissen want ookal is het bergaf zweten we ons alsnog te pletter. Na een half uurtje vervolgen we onze weg naar beneden langs de rivieroever tot we uiteindelijk uitkomen bij het raftingkamp. Laat dat nou net onze volgende uitdaging zijn. Zwemvestje aan, helmpje op en de rivier op. Ons bootje doorstaat alle hindernissen prima totdat onze stuurman besluit ons over boord te kieperen. We dobberen de rivier wat af (ookal is die maar zo’n 30cm diep) totdat we weer instappen en verder gaan. Wanneer het raften klaar is worden we overgezet op bamboevlotten om op ons gemak de rivier af te dobberen, maar omdat het niet spannend (en nat) genoeg is besluiten we om eraf te springen en het laatste stuk te zwemmen. Veel beter. Terug naar het hotel. Op naar een lekker comfortabel bed. Maar wel een ervaring rijker!